In de zorgaanpak op school staat de preventieve werking voorop. Door te focussen op de brede basiszorg in de klas, willen we problemen voorkomen of snel problemen detecteren.
Leerlingen verschillen. En dat is maar goed ook.
Goed onderwijs houdt in dat leerkrachten leren omgaan met deze verschillen en hun onderwijs daarop afstemmen. Dat betekent dus differentiëren.
Op schoolniveau mogen we stellen dat we voornamelijk kiezen voor convergente differentiatie in de klas.
Convergente differentiatie betekent dat de leerkracht start met een gezamenlijke inleiding van de les: een korte instructie en vaak een eerste oefening.
Nadien wordt er op verschillende manieren gedifferentieerd, al dan niet met ondersteuning van een zorgleerkracht.
Vaak wordt er opnieuw samen afgesloten via een reflectie op het vooropgestelde doel.
Dat we voor convergente differentiatie kiezen is gebaseerd op de volgende redenen: in een klasgroep ga je samen op weg – ondanks de verschillen, in een klasgroep leren leerlingen van elkaar – dat gaat heterogeen meestal sneller, gezien de groepsgrootte en de veelheid van na te streven of te bereiken doelen is sterk individueel onderwijs niet haalbaar binnen onze schoolcontext.
Divergente differentiatie betekent dat de leerkracht start vanuit de verschillen die er tussen leerlingen zijn. Dit is slechts in enkele gevallen aangewezen: curriculumdifferentiatie, klasinterne niveaugroepen, klasdoorbrekende niveaugroepen … .
Dit gebeurt steeds in samenwerking met de parallelcollega’s en/of de zorgleerkracht/zorgcoördinator.
Via het schoolrapport worden de ouders steeds op de hoogte gehouden over de vorderingen van of de acties voor hun kind.